
Bijna gezien: waarom transparante slipjes en gekozen schaamte de ultieme verleiding zijn
29 april 2025
Henri Oltramare: Chains, Flesh, and the Quiet Violence of the Gaze
mei 4, 2025Je staart naar die foto's – korrelige, vervaagde, doodogige vrouwen, bevroren in de tijd – en je denkt: Wat mooi. Wat tijdloos.
Hou je mond. Dat is geen kunst. Dat is porno. Alleen op glas gedrukt in plaats van op je verdomde scherm.
Parijs, 1890. De straten stinken naar pis en goedkope parfum. Ergens boven een bakkerij, in een kamer met gebarsten ramen en ratten groter dan je zonden, trekt een meisje haar kleren uit voor de camera.



Ze is geen model. Ze is een dienstmeisje. Een hoer. Misschien gewoon een arm meisje dat 'ja' zei voor een warm drankje en twee frank.
En ze heeft het koud.
Omdat de klootzak achter de camera nodig heeft twintig minuten stilteDat was wat er toen nodig was: een lange sluitertijd, als een langzaam ritueel.

En daar staat ze – één hand tussen haar dijen, de andere geklemd rond de rugleuning van een kapotte stoel, haar tepels als leestekens.
Ze lacht niet. Dit is niet voor de lol.
Deze foto's? Ze lagen niet in musea. Het waren ansichtkaarten. Jazeker. Je kon ze opsturen. "Groeten uit Montmartre – hier is een blondine met haar benen open."
Om de wet te ontduiken, verkochten ze ze onder het label “anatomische studies.” Voor artsen natuurlijk. Ja. Zeker.
De postbode was waarschijnlijk de meest opgewonden man van Europa.

De rijken hadden pornoalbums in leren kaft.
Verzamelobjecten. Fetisjbibliotheken.
Ze trokken zich niet af op lichamen, maar op houdingen.
“Knieën uit elkaar.” “Rug gebogen.” “Meisje met kaars tussen haar tieten.”
Sommige mannen hadden er honderden.
De vroege NFT-broers, die vlees op karton ruilden.



Oh, en 3D-porno?
Dat hadden ze ook.
Kleine stereoscopische kijkertjes: je stopt het kaartje erin, kijkt door de lens en boem: er verschijnt een naakte vrouw in beeld, alsof ze bij je in de kamer is.
1900.
En ze is levendiger dan je vriendin op een woensdagavond.



Soms schoten ze de meisjes neer nadat ze stierven.
Geen grapje.
Het ene moment heeft ze een overdosis laudanum genomen of is ze gewurgd door een of andere baron, het volgende moment draagt ze make-up en staat ze rechtop voor een laatste pose.
Het laatste orgasme dat ze nooit gaf.
En ja – ze schoten alles.
Het zogenaamde ‘respectabele’ deel van de geschiedenis liet dat weg, maar de lens niet.



Denk je dat queerporno in de jaren 20 in Berlijnse nachtclubs is uitgevonden? Denk nog maar eens na.
Er is nog een foto: twee mannen, niet zoenend, niet hand in hand, maar eentje op zijn knieën, en doet zijn werk met gesloten ogen, alsof het een zondagsgebed is.
Dat is niet alleen seks. Dat is toewijding.
In het geheim opgenomen. In stilte gedeeld.
Want vroeger kon een dergelijke pijpbeurt je tien jaar gevangenisstraf opleveren, of tien minuten met een strop om je nek.
Maar ze deden het toch.
Ze bleven stil.
Ze laten de lens hen eeuwig maken.



Dit waren niet zomaar foto's. Het waren bekentenissen.
Bekentenissen van honger, van eenzaamheid, van mannen die niet wisten hoe ze moesten aanraken, alleen hoe ze moesten kijken.
Elke afdruk was doordrenkt van schuldgevoel en lust.
Elk frame zei: Ik zou het niet moeten doen, maar ik kan niet stoppen.
En nu kijk jij ernaar – met je schone vingers en incognito-tabbladen – en voel je iets.
Schaamte?
Lust?
Dat is het magische, maat.
Dat is de geest in het zilver.
Dit was geen kunst.
Het was overleven.
Het was porno vóór plastic. Vóór filters. Vóór nepheid.
Het was echt.
En toch kruipt het onder je huid.




